Ik verzamel sinds enige tijd 'Primula auricula's'. Het zijn niet altijd de gemakkelijksten om in bloei te krijgen. Graag had ik geweten hoe jij ze in bloei krijgt? Ik heb enkele Engelse auricula's te ruil.
Hieronder enige informatie met foto van de NRV Primula auricula Familie: Primulaceae Bloeitijd: april-mei Hoogte: 20 cm Bloemkleur: geel Klemtoon: Prímula aurícula Volgens Flora Alpina komt de Berenoor of Aurikel in het hele alpengebied in het wild voor. Hij heeft wel een voorkeur voor kalkrijke grond, maar ook in gebieden waar de grond neutraal of zuur is, is de Aurikel nog wel te vinden. Het is een weinig eisen stellende plant die in de Alpen al vroeg bloeit en die je in de echte vakantietijd vaak niet meer in bloei zult zien. Er is heel veel gekruist en geselecteerd in de Aurikel en de wilde soort met gele bloemen is niet vaak meer in cultuur. Bij de Botanische Tuinen in Utrecht hebben we de gewone soort met heel veel succes gekweekt op de recyclingbollen en ook in troggen. De planten zijn meestal bemeeld en bij scheuren en verplanten krijg je als toegift een kruidige geur in je neus. De Aurikel houdt van een zonnige plek en staat met de wortels graag klem tussen stenen. Hij geeft de voorkeur aan een zonnige standplaats en heeft een hekel aan natte voeten. Wie wat extra aandacht aan zijn planten kan besteden, kan de Aurikel ook eens proberen op een licht hellend dak van golfplaten. Om mooie en rijkbloeiende planten te houden, is het raadzaam om ieder jaar of om het jaar de planten te scheuren. De gemakkelijkste manier van vermeerderen is door scheuren, maar als u zaad van deze plant hebt, dan kunnen ook door zaaien gemakkelijk nieuwe planten gekweekt worden.
Ik ben verrast door de uitspraak dat aurikels houden van volle zon. Bij kwekers e.a. hoor ik steeds dat ze in schaduw tot half-schaduw moeten staan. Of is er verschil tussen tuinaurikels en deze die men best in pot houdt?
De aurikel op de foto toont de wilde Primula auricula. Het met meel bestoven blad zegt veel over de zonbehoefte/verdraagzaamheid van de plant. De vele cultivars zijn vaak kruisingen met andere soorten die met minder zon genoegen nemen. Die kruisingen verlangen veelal een halfbeschaduwde plaats.
Hieronder enige informatie met foto van de NRV
Primula auricula Familie: Primulaceae Bloeitijd: april-mei Hoogte: 20 cm Bloemkleur: geel Klemtoon: Prímula aurícula
Volgens Flora Alpina komt de Berenoor of Aurikel in het hele alpengebied in het wild voor. Hij heeft wel een voorkeur voor kalkrijke grond, maar ook in gebieden waar de grond neutraal of zuur is, is de Aurikel nog wel te vinden. Het is een weinig eisen stellende plant die in de Alpen al vroeg bloeit en die je in de echte vakantietijd vaak niet meer in bloei zult zien. Er is heel veel gekruist en geselecteerd in de Aurikel en de wilde soort met gele bloemen is niet vaak meer in cultuur. Bij de Botanische Tuinen in Utrecht hebben we de gewone soort met heel veel succes gekweekt op de recyclingbollen en ook in troggen. De planten zijn meestal bemeeld en bij scheuren en verplanten krijg je als toegift een kruidige geur in je neus. De Aurikel houdt van een zonnige plek en staat met de wortels graag klem tussen stenen. Hij geeft de voorkeur aan een zonnige standplaats en heeft een hekel aan natte voeten. Wie wat extra aandacht aan zijn planten kan besteden, kan de Aurikel ook eens proberen op een licht hellend dak van golfplaten. Om mooie en rijkbloeiende planten te houden, is het raadzaam om ieder jaar of om het jaar de planten te scheuren. De gemakkelijkste manier van vermeerderen is door scheuren, maar als u zaad van deze plant hebt, dan kunnen ook door zaaien gemakkelijk nieuwe planten gekweekt worden.
Ik ben verrast door de uitspraak dat aurikels houden van volle zon. Bij kwekers e.a. hoor ik steeds dat ze in schaduw tot half-schaduw moeten staan. Of is er verschil tussen tuinaurikels en deze die men best in pot houdt?
De aurikel op de foto toont de wilde Primula auricula. Het met meel bestoven blad zegt veel over de zonbehoefte/verdraagzaamheid van de plant. De vele cultivars zijn vaak kruisingen met andere soorten die met minder zon genoegen nemen. Die kruisingen verlangen veelal een halfbeschaduwde plaats.