Naam Varen...

Matteuccia struthiopteris, beker -of struisvaren.

Mijn gedachte gaat eerder uit naar een mannetjesvaren of Dryopteris. Matteucia is een notoire woekeraar en de uitlopers ontwikkelen zich meestal wat verder van de moerplant af en vormen dan de typisch bekervom. Dryopteris is polvormend zoals in dit geval. Een kenmerkend verschil tussen deze geslachten is de wijze van sporenvorming. Bij Dryopteris zijn ze als ronde bruine hoopjes (sporangia) zichtbaar aan de onderzijde van de bladeren. Bij Matteucia zitten de sporen in aparte zogenaamd fertiele bladeren, die als laatste in het najaar verschijnen. De echte bladveren zijn dus hier steriel.

Zeker géén struisvaren: de groeiwijze is heel anders.

Het zou inderdaad een mannetjesvaren kunnen zijn. Een close-up van boven en onderkant van een blad zou meer info geven.

Grtn, Pol

Het is een mannetjes- of wijfjesvaren volgens mij. Het verschil is voor een leek erg onduidelijk.
Bekervarens hebben echt een bekervorm.
Varens houden over het algemeen van wat humusrijke zure grond.

Het loof van Athyrium felix-femina is fijner van structuur en niet-wintergroen in tegenstelling tot dat van Dryopteris mas. De vrouwtjesvaren prefereert een natte standplaats. De mannetjesvaren neemt genoegen met een drogere plek. Van beide varens bestaan talrijke variëteiten.

naar het schijnt zijn struisvarens idd woekeraars maar zelf heb ik daar geen problemen mee. ik vind het een zeer mooie varen en hier in de tuin maken ze ook kleine stammetjes aan. de hoogste stam is nu ong. 35cm hoog :-). er is ook een variant met bladeren van meer dan 2m lang. (er zijn veel varianten of ondersoorten van de struisvaren denk ik, ik heb de mijne van hier uit het bos gehaald welke het precies zijn weet ik niet)

gr
Kristof

Kristof, het is dacht ik niet de bedoeling om varens uit het bos te halen ;)
Als het inderdaad om een Matteucia gaat, dan betrof het een verwilderd exemplaar, want deze varen is hier een exoot. Het is inderdaad zo dat oudere exemplaren een korte 'stam' kunnen vormen als een miniboomvaren. Met de grootbladige vorm bedoel je misschien Matteucia orientalis. Die soort woekert bij mij niet, ik heb er tenminste nog geen uitbreiding van gezien.
Van M. struthiopteris bestaat ook een wat forsere variant 'Pensylvanica'.

Groet,

Draco

Volgens mij is het geen mannetjesvaren en ook geen vrouwtjesvaren. Bij de mannetjesvaren
(Dryopteris filix-mas) is de hoofdsteel bedekt met schubjes/ haartjes, wat ik hier niet zie. En bij
de vrouwtjesvaren (Athyrium filix-femina) zijn de zogenaamde pinulles (de kleinste blaadjes waar
de sporen aan de achterkant zitten) viel dieper ingesneden. De sporen van een vrouwtjesvaren
zijn ook
meer krom of langwerpig.
Ik kom tot een aantal mogelijke opties:

- Thelypteris novebracensis of Th. palustris (moerasvaren)
- Dryopteris x boottii of Dr. dilatata of Dr. spinulosa / ook wel genoemd Dr. carthusiana

Een en ander hangt ook af van hoe groot het onderste deel van de stengel is, voordat de
zijblaadjes beginnen. En verder de kleur van dit onderste deel en of het geschubd of behaard is.
Ik heb een klein boekje voor het determineren van varens, het is alleen niet een compleet
overzicht met alle mogelijke soorten, dus het blijft lastig om varens te determineren.

Ik denk in ieder geval dat de 5e foto die je plaatste van de middelste verkleefde bruine takken
niet bij dezelfde varen horen. Dit is volgens mij afkomstig van de bekervaren of Matteuccia
struthiopteris, zoals hier al eerder is genoemd.